Geplaatst op

Antroposofie

Wijsheid omtrent de mens zou een vertaling van de term antroposofie kunnen zijn.

Rudolf Steiner gaf een keer de nuanceverschuiving “bewustzijn van je mens-zijn”. Hij daagde uit om elke week een andere naam voor de antroposofie te creëren.

De antroposofie van Rudolf Steiner biedt een rijke inhoud aan spirituele begrippen. Deze meest wetenschappelijke, spirituele stroming van deze tijd heeft een boeiende visie op mens, mensheid en kosmos. Een visie die tot concrete, praktische toepassingen leidt in wetenschap en maatschappij.

Rudolf Steiner is de grondlegger van de antroposofie. Vanaf het begin van de vorige eeuw werkte hij aan een nieuw, spiritueel fundament voor de wetenschap en de maatschappij . Zijn werk is door veel  mensen voortgezet via hun activiteiten binnen de Antroposofische Vereniging. Antroposofie leeft ook door hun werk in een van de uit de antroposofie ontsproten werkgebieden. De bekendste voorbeelden daarvan zijn: de antroposofische gezondheidszorg, de vrijeschool pedagogie en de biologisch-dynamische landbouw.

Fundament voor een vruchtbare ontwikkeling van mens en aarde is de ontwikkeling die je zelf als mens kunt gaan. Dat is de visie van de antroposofie.

De wereldwijde antroposofische vereniging heeft tienduizenden leden. In Nederland zijn er voor de ruim drieduizend leden zo’n vijftig regionale ledengroepen. Van speciaal belang is het Goetheanum in Dornach (Zw.) Dit gebouw is zetel van de internationale Allgemeine Anthroposophische Gesellschaft en tevens het huis van de Freie Hochschule für Geisteswissenschaft. Naast conferentieruimtes, bibliotheek en boekwinkel heeft het gebouw een grote zaal voor toneel, muziek en euritmie uitvoeringen.

Antroposofie – betekenis

Als woord is de betekenis van “antroposofie” te herleiden uit de delen “antropos” en “sofie”. “Antropos” is afkomstig van het griekse “ἄνθρωπος” dat meestal als “mens” wordt vertaald.  “Sofie” is afgeleid van “sofia” (σοφία) in de betekenis van wijsheid. De samenstelling kun je dan uitleggen als “wijsheid over de mens”, of “kennis van de mens”. Inderdaad neemt in de antroposofie de visie op de betekenis van het menszijn een belangrijke plaats in. Is de mens een “naakte aap”, als een wat onbeholpen, onbeschermd voortbrengsel van een toevallig verlopen evolutie? Of is de mens een “aangeklede engel”, een geestelijk wezen met een hoger spiritueel doel? Het maakt uit voor je opvattingen, oordelen en daden hoe je over de betekenis van het menszijn denkt.

Rudolf Steiner wees meerdere keren op het verstarrende van dichtgetimmerde definities. Hij gaf de voorkeur aan karakteriseringen die een levende ontwikkeling van begrippen open houden. Zo wees hij op een andere mogelijke betekenis van het woord antroposofie: het bewustzijn (sofia) dat je een mens bent (antropos). Het is een uitdaging om steeds nieuwe kanten van de antroposofie te ontdekken. En dan is het een opgave om daar ook nieuwe woorden voor te vinden. Immers: onze taal is meestal ontleend aan de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid. Voor spirituele ervaringen en spirituele wezens en hoedanigheden hebben we nog maar weinig woorden tot onze beschikking.

In de laatste jaren van zijn leven heeft Rudolf Steiner (1861-1925)  gesproken over antroposofie als het wezen Antroposofia. Zij is een hoger geestelijk wezen dat mensen en activiteiten nodig heeft om op aarde werkzaam te zijn.

Antroposofie – inhoud

Antroposofie heeft als basis voor haar werkzaamheid een vernieuwende visie op de mens, de ontwikkeling van de aarde en de kosmos.

Kernpunten

Drie kernpunten onderscheiden de opvattingen van de antroposofie van die van de mainstream, materialistische levensvisie:

  1. Er is een leven voor de geboorte en na de dood.
  2. Er bestaat meer dan wat we met de gewone zintuigen waar kunnen nemen. In het antroposofisch jargon spreken we over “de geestelijke wereld” naast de materiële, of fysieke wereld.
  3. Bij het leven, het sterven en de opstanding van Christus heeft een hoog geestelijk wezen zich met de ontwikkeling van de aarde en de mensheid verbonden. Dit is een eenmalig en cruciaal gebeuren in de geschiedenis van aarde en mensheid geweest.

In de antroposofie worden vier verschillende natuurrijken onderscheiden:

  • de minerale wereld (fysieke wereld);
  • de wereld van de planten, het levende (etherwereld);
  • de wereld van de dieren, de gewaarwording, de ziel (de astrale wereld);
  • de wereld van de mensen (de geest).

Visie op de mens

De mensheid en de aarde zijn nauw met elkaar verweven. De aarde – als fysieke werkelijkheid, als wereld van de stof, vormt het decor waar de mensen zich ontwikkelen. Mensen ontwikkelen het vermogen tot vrijheid en liefde.

Antroposofie onderscheidt zich van main-stream, materialistische opvattingen. Dat betreft met name de opvatting dat de mens als geestelijk wezen anders is dan ‘een wat ingewikkelder dier’. Daarnaast speelt de opvatting dat de mens de potentie tot vrij handelen heeft.

Mensen worden in hun ontwikkelingsgang begeleid en geholpen door hogere geestelijke wezens. Er bestaan ook geestelijk wezens die de mensen in hun macht proberen te krijgen. Die steken een spaak in het wiel van de wereldontwikkeling.

Een mens is op aarde onderdeel van de vier natuurrijken. Het fysiek lichaam heeft overeenkomst met de fysieke wereld. Het etherlichaam dat de levensprocessen verzorgt heeft overeenkomst met de plantenwereld. Het astraallichaam (voor gewaarwordingen, ook van gevoelens) heeft overeenkomst met de dierenwereld. Het bewustzijn van zichzelf en de mogelijkheid van begripsvorming vormt het gebied van de geest. Daardoor is het mensenrijk een rijk op zichzelf.

De beschrijving van de mens is in de antroposofie een beweeglijk geheel, vanuit steeds verschillende gezichtspunten. Zo vat een beschouwingswijze vanuit een ander perspectief de mens op als een wezen met lichaam, ziel en geest.

Visie op de aarde

De aarde is het schouwtoneel waarop de mens zich tot een zelfbewust, in vrijheid handelend, geestelijk wezen kan ontwikkelen. Bij deze ontwikkeling zijn andersoortige geestelijke wezens betrokken. Bijvoorbeeld de engelen, die de mens in deze ontwikkeling bijstaan en aspecten daarvan verzorgen. Die ontwikkeling van de mens is in oudere planetaire toestanden begonnen en zal zich nog in toekomstige planetaire toestanden voortzetten.

Een speciale rol spelen de verschillende geesten van het kwaad. Die creëren weerstand waaraan de mens zich kan ontwikkelen. Met de Luciferisch, illusoire invloeden aan de ene kant en de Ahrimanische, verhardende krachten aan de andere kant heeft de mens de opgave daartussen het midden te vinden. Deze opgave is door Rudolf Steiner en Edith Marion op een kunstzinnige manier uitgedrukt in het beeld De Mensheidsrepresentant.

De ontwikkeling van de aarde en de daarmee samenhangende ontwikkeling van de mensheid is door Rudolf Steiner uitgebreid beschreven in Wetenschap van de geheimen der ziel.

Visie op de kosmos

Steiner zocht in alles aan te sluiten bij dat wat in de natuurwetenschappen ontwikkeld is. Dat neemt niet weg dat sommige resultaten van die wetenschap als niet terzake doende beschouwd kunnen worden. De wetenschap van het geestelijke (geesteswetenschap) zag Steiner uitdrukkelijk als een voortzetting van de in de natuurwetenschappen heersende gezindheid zag. Geesteswetenschap leidt tot perspectieven die weliswaar de natuurwetenschap niet tegenspreken, maar die wel totaal anders zijn. Een voorbeeld hiervan is de betekenis die Steiner aan sterren geeft.

Stel je, om het drastisch uit te drukken, voor dat een persoon van je houdt; hij streelt je, jij voelt de streling. Het zou kinderachtig zijn om je voor te stellen dat er fysieke materie zou zijn op de plek waar de strelende stromen heengaan als je niet kijkt. Je wordt helemaal niet gestreeld met fysieke materie, er is daar een proces, en wat wezenlijk is, dat is een gevoel in je ziel, dat van het strelen.

Zo is het als we naar buiten kijken in de ether-sferen. De liefdevolle goden strelen als het ware de wereld. … En een ster zien is kosmisch gezien hetzelfde als een aanraking voelen die voortkomt uit de liefde van een mens. Zo voelen we de liefde van de goddelijk-geestelijke entiteiten door naar de sterren te kijken. … Fysische wetenschap, dat heeft alleen betekenis voor de aarde, want alleen op de aarde is er fysieke substantie.
(Rudolf Steiner, voordracht 8 juni 1924, Breslau)

Zo wordt in de antroposofie het heelal en de planetensferen beschreven als woonplaats van hogere geestelijke wezens. Die wezens begeleiden de mens voor zijn geboorte, tijdens zijn leven op aarde en na de dood. Het zijn wezens die zelf – ook door het werk dat ze aan de mensen verrichten – een ontwikkeling doormaken.

De kosmische geschiedenis van de aarde omvat zeven planetaire toestanden waarvan we nu de vierde meemaken. In de voorafgaande stadia zijn de fysieke omstandigheden stap voor stap gecreëerd. Eerst vanuit de warmte, daarna via lucht, via water en uiteindelijk tot de vaste stof. De vaste stof, de minerale wereld kenmerkt de aarde, de wereld waarin we nu leven. In de toekomstige drie stadia ligt de mogelijkheid om deze steeds meer verharde wereld opnieuw te vergeestelijken.

Betekenis van antroposofie in de praktijk

Rudolf Steiner heeft in de laatste fase van zijn leven bijgedragen aan een spiritualisering van de pedagogie, de geneeskunst, de landbouw en andere werkgebieden. Spiritualisering wil zeggen: een opnieuw verbinden met de geest. De basis daarvoor is dat de mens zelf als uitgangspunt voor de benadering van een vakgebied wordt genomen.

De meest bekende toepassingen van de antroposofie zijn de de antroposofische gezondheidszorg, de (vrijeschool) pedagogie en de biologisch-dynamische landbouw. Er zijn meer toepassingen. In elk beroep is het wel mogelijk om inspiratie uit het antroposofisch mens- en wereldbeeld om te zetten naar een vernieuwende aanpak van het betreffende vakgebied.

Rudolf Steiner was er veel aan gelegen dat zijn spirituele werk een wetenschappelijke basis had. Dat wil zeggen dat zijn werk logisch te volgen is en methodisch herhaalbaar. Binnen de antroposofische vereniging wordt dit geesteswetenschappelijke werk uitgevoerd in de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap. Deze instelling verzorgt aan de ene kant het aspect van meditatieve scholing. Daarnaast verzorgt ze een op de wereld gericht werken aan onderzoek en vakontwikkeling. In dat kader zijn er elf secties actief die ook in Nederland afdelingen hebben.

Overzicht van de internationale secties:

  • Algemene Antroposofie
  • Jeugd
  • Natuurwetenschappen
  • Landbouw
  • Wiskunde en astronomie
  • Podiumkunsten
  • Beeldende kunsten
  • Literatuur en cultuur
  • Pedagogie
  • Samenleving
  • Gezondheidszorg

Scholingsweg

In de voordracht Geest Natuur Leven beschrijft Steiner de opgave om tot geestelijk schouwen te komen. Samengevat komt dat op het volgende neer: Men concentreert zich een bepaalde tijd op een eenvoudige voorsteling. Daardoor raakt men in een toestand geraakt waarin men niet meer met de zintuigen waarneemt. Die toestand is vergelijkbaar met de slaap, maar zonder werkelijk in slaap te vallen. Dat wat dan uit de ziel opstijgt is een uitvloeisel van de ziel zelf. Door nu met sterke wil uit te wissen wat daar opstijgt uit de ziel, ontwaak je tot een hoger geestesleven. Bij het uitwissen van die zielenrest blijft iets over dat niet uit te wissen is. Dat is de eigenlijke kern van jezelf, de kern die door meerdere aardelevens gegaan is.

De beschrijving van de weg tot waarneming van het geestelijke in de reeks voordrachten Grenzen van de natuurwetenschap is hieraan verwant. Steiner beschrijft daar hoe zijn boek Filosofie van de vrijheid aanwijzingen biedt om tot een zintuigvrij denken te komen. Je leeft daar in een element dat geen zintuiglijke indrukken meer bevat en zich toch in innerlijke activiteit als een werkelijkheid openbaart. Deze training van het lezen van de Filosofie van de vrijheid vormt de ene kant van de scholingsweg, zoals die in deze voordrachten wordt beschreven. De andere kant omvat het oefenen van het maken van symbolisch voorstellingen op basis van je waarnemingen, waarbij je het denken juist terughoudt.

Je zou verwachten dat het boek De weg tot inzicht in hogere werelden systematisch beschrijft hoe de antroposofische scholingsweg in elkaar steekt. Dat is zeker ook zo, maar de veelheid aan oefeningen maakt soms dat je door de bomen het bos niet meer ziet. Roel Munniks wijst de weg – in het door hem geschreven nawoord. Na een eerste min of meer gerichte behandeling van de stadia voorbereiding, verlichting en inwijding komen die stadia uitgebreider en vanuit verschillende perspectieven in de latere hoofdstukken aan bod.

De scholingsweg zoals Steiner die beschreef in Wetenschap van de geheimen der ziel gaat uit van het oefenen met het in het bewustzijn oproepen van zinnebeeldige voorstellingen met een symbolische betekenis. In Theosofie neemt Steiner als startpunt voor de scholingsweg het oordeelloos waarnemen.

Het blijkt dus niet eenvoudig om een eenduidig overzicht te geven van wat de antroposofische scholingsweg inhoudt. Het Atelier antroposofie en samenleving geeft regelmatig cursussen, of werkgroepen over antroposofische meditatie en de scholingsweg.

In de antroposofische scholingsweg nemen de terugblik en de nevenoefeningen nog een speciale plaats in. Terugblik verwijst naar de oefening om aan het eind van de dag de gebeurtenissen die je mee hebt meegemaakt in omgekeerde volgorde  voor je geest te halen. Nevenoefeningen verwijst naar een serie oefeningen, waarvan je er één een periode doet, bijvoorbeeld een maand, om daarna tot de volgende over te gaan. Deze oefeningen gaan over het verkrijgen van controle over je denken, voelen en willen.

Rudolf Steiner over antroposofie en religie

Tenslotte is immers alles wat nu op een weg van onderzoek en niet alleen op een weg van geloof wordt gezocht door de antroposofische geesteswetenschap, verbonden met wat de mens in zijn diepste wezen nastreeft, met wat hij nastreeft als zijn verbinding met de goddelijk-geestelijke wereldgrond, met wat hij nastreeft in toewijding, in vrome devotie tot deze wereldgrond. Kortom, het is verbonden met alles wat de mens diep van binnen moet ontwikkelen als zijn religieuze gevoelens, als zijn hele religieuze leven, indien hij zijn volledige menselijke waardigheid wil bereiken.

Daarom betekent antroposofische kennis van de bovenzinnelijke werelden tegelijkertijd een verlevendigen, een bevruchten van het religieuze leven, waaraan we vandaag de dag grote behoefte hebben, zoals ieder onbevooroordeeld mens zal toegeven. Daarom kan ik moeilijk begrijpen dat er de laatste tijd vanuit theologische hoek tegen het antroposofisch geestelijk onderzoek wordt ingebracht dat het het religieuze leven vernietigt. Er is bijvoorbeeld gezegd: Het leven van de antroposofie betekent de dood van de religie.

Welnu, het leven van de antroposofie is verbonden met dat leven van de menselijke ziel dat de meest intieme religieuze krachten ontwikkelt. Dit antroposofische onderzoek naar bovenzinnelijke werkelijkheden kan niet de dood van de religie betekenen, maar hooguit de dood van iets dat als religie wordt beschouwd en eigenlijk al dood is. Antroposofie zou kunnen wijzen op wat al gestorven is, het zou als het ware een soort lijkschouwing zijn. Maar omdat zij van nature een vitale weg is naar de bovenzinnelijke werkelijkheden, moet zij tegelijkertijd een middel zijn om de religieuze gevoelens, het hele religieuze doordrongen zijn van de mens met toewijding aan de bovenzinnelijke werelden, te verhogen, te verlevendigen en op te warmen.
Rudolf Steiner, Kristiania (Oslo), 25 november 1921, GA 79