Voor de nu komende ontwikkeling van de mensheid hebben wij ideeën nodig die, wanneer ze verwezenlijkt worden, sociale omstandigheden scheppen, die de mensen van alle rangen en standen een bestaan bieden, dat hun menswaardig voorkomt.
Hier kun je het werk volgen aan de voordrachtenreeks: Grenzen van de natuurwetenschap (Ga 322). Met hieronder een beknopte samenvatting van de inhoud van deze voordrachten. Het eerste concept van een uitgebreide samenvatting van Grenzen van de natuurwetenschap is ook beschikbaar.
Het werk aan deze reeks voordrachten levert zo zijn eigen mogelijkheden en moeilijkheden op.
Deze voordrachtenreeks is in Nederlandse vertaling uitgegeven door Stichting Rudolf Steiner vertalingen.
De moderne natuurwetenschap wordt geconfronteerd met de grenzen die door de begrippen materie en bewustzijn worden aangegeven. Door de wisselwerking van de zintuigen en het denken met de uiterlijke loop van de natuur is het bewustzijn geworden zoals het nu is. Maar het blijkt dat wij bij het komen tot zulke duidelijke begrippen innerlijk verarmd raken. En de mathematische helderheid die wij nastreven met betrekking tot de uiterlijke natuur kan niet worden toegepast op de innerlijke mens. Wij vinden de mens, maar ons bewustzijn is nog niet sterk genoeg om de mens te vatten.
In verbinding met de natuurlijk-zintuiglijke buitenwereld, ontwaakt het bewustzijn tot heldere begrippen. Maar het verliest zichzelf, zodat de mens slechts lege begrippen kan neerzetten. Ik stel mij uit de helder verkregen begrippen atomen voor, moleculen, datgene wat verondersteld wordt achter de verschijnselen van de natuur te zitten. Goethe wilde de begrippen toepassen binnen de zintuiglijke wereld. Als men op deze manier binnen het fenomenalisme blijft, dan duikt de vraag op: Wat is de betekenis van wat ik inbreng aan getallen, en maten, in deze wereld die ik zo naar de fenomenen beschouw? En dus moeten we de vraag stellen: Hoe komt het mathematisch-mechanische oordeel überhaupt tot ons?
Wat je ervaart bij de bewonderende gewaarwording van de innerlijke harmonie in het mathematiseren, dat is in wezen niets anders dan wat je opgebouwd heeft in de eerste periode van je kinderlijke ontwikkeling hier op aarde. Dat is het werken van de levenszin, bewegingszin en evenwichtszin. Goethe eist dat wij teruggaan naar de oerverschijnselen, zoals de wiskundige dat doet wanneer hij vanuit de ingewikkeldere formaties van de uitwendige waarneming teruggaat naar het axioma. De wijze waarop wij wiskunde tot ons nemen berust op inspiratie.
Uit het zintuigvrije denken kunnen impulsen voortkomen voor ons zedelijk handelen, die bepaald worden uit zuivere spiritualiteit. Wanneer men is aangekomen bij die innerlijke ervaringen die in de sfeer van het zuivere denken staan, dan komt men tot een metamorfose van het kennen in relatie tot het bewustzijn. Dan worden begrip en idee omgezet in beeld, in Imaginatie. Zoals men moet stilstaan bij de buitengrens van de fenomenen en de gedachten de fenomenen kunnen ordenen, zo moet men innerlijk zoeken en de gedachten als het ware innerlijk tot reflectie brengen, om daardoor bij de beelden aan te komen die het innerlijk van de mens ontsluieren.
Naar de materie toe moeten wij, in plaats van het kennisproces in traagheid te laten voortrollen, op deze grens stoppen en daar de Inspiratie ontwikkelen. Als je evenwichtszin, bewegingszin en levenszin in het volle bewustzijn opneemt, dan is het alsof je – vrij van het lichaam - wegzinkt in een nieuw bewustzijn. De geestelijke wereld begint te spreken. Mensen, behept met twijfelzucht, met gepieker, betreden dit gebied op een onbewuste manier. Het gaat erom, in een werkelijk geestelijk onderzoek, het volle onderscheidingsvermogen, de volle bedachtzaamheid en de volle kracht van het menselijk ik in dit gebied te brengen.
Door de kracht waarmee de oriëntalist komt tot een allegorisering van de uiterlijke natuur, naar binnen te gebruiken, komt men werkelijk tot het ontwikkelen van kennis over het bewustzijn. Geleidelijk aan transformeert men het denken in louter ideeën tot beeldend denken. Zo ontwikkelt zich het imaginatieve voorstellen. Zoals men het Ik moet meenemen naar de wereld van de Inspiratie, zo mag men het niet meenemen naar de wereld van de Imaginatie. De twee krachten, die van de Inspiratie en die van de Imaginatie, die kunnen zich verenigen in een vatten van de kosmos vanuit liefde. Dan ontstaat er een derde kracht, in geestelijke intuïtie.
Door de herhaling van de mantra ontstond bij de oosterling een kracht in de ziel, die niet naar andere mensen leidde, maar naar de geestelijke wereld. Zoals de oosterse geest streeft naar inspiratie, zo streeft de westerse geest naar imaginatie. Wij bereiken de imaginatie – zoals je het ik bij de inspiratie juist mee moet nemen - wanneer wij het ik erbuiten laten en dit ik verbinden met het zuivere denken. Wij voeden onszelf op tot een vervullen van onszelf met de inhoud van de waarneming, wanneer wij die vatten in symbolen. Op deze manier stroomt datgene wat in ons leeft als het etherische lichaam, het astrale lichaam, van binnenuit naar ons toe. Op die manier leren wij de diepte van ons bewustzijn en onze ziel kennen.
Door zich het zintuigvrije denken eigen te maken kan men zo naar binnen met de ziel werken dat men bij het waarnemen de voorstelling onderdrukt en voor zichzelf symbolische beelden schept van wat men waarneemt. Men ontmoet dan in zijn eigen innerlijk het geestelijke, dat het proces van groei laat bestaan. Terwijl wij aan de ene kant in ons innerlijk zijn doorgedrongen - de Imaginatie hebben verdiept - hebben wij gedachten die in het zuivere denken zweefden, omgezet tot Inspiratie. We kunnen die twee ervaringen combineren tot Intuïtie. Zuiver denken is verwant met dat wat de Oosterling ervoer bij het proces van uitademen. Waarnemen houdt verband met inademen. De westerling kan innerlijk waarneming en gedachte verbinden. Daardoor ontwikkelt zich een geestelijke ademhaling van de ziel. En de westerling leidt zich door deze pendelslag geleidelijk naar de ware geestelijke werkelijkheid in Imaginatie en Inspiratie en Intuïtie.
Lees verder de uitgebreide samenvatting van Grenzen van de natuurwetenschap.