(Christine Gruwez, Eingeweiht in die Mysterien des Bösen, uit: Das Goetheanum, Wochenschrift für Anthroposophie 20 nov 2015)
Mijn zoon van negen jaar oud wil niet opruimen. Als ik er iets van zeg maakt hij schreeuwend en stampend een scene. Hij doet het maar half en wil verder niet luisteren. Ik voel me onmachtig er iets aan te doen. Wanneer ik die onmacht uithoud kom ik op het idee meer aandacht te geven aan de zaken die ik zelf op moet ruimen. Dan werk ik aan een cultuur in ons gezin, waarin het opruimen vanzelfsprekend is. Ik hoef hem niet te dwingen als ik het opruimen vanzelfsprekend maak.
Vanuit de ervaring dat onmacht aanleiding is voor boosheid, agressie, geweld volgt de opdracht: welke onmacht kan ik uithouden zonder tot het kwaad te vervallen. Dat is dan het begin van het ontwaken van het lichtvolle in de ontmoeting met het duistere in mijzelf: als vrucht van de tot polariteit omgevormde dualiteit verschijnt een derde mogelijkheid.
Er ontstaat een muur tussen ons en de werkelijkheid door een opeenhoping van aangrijpende gebeurtenissen rond vluchtelingen. Daardoor verlies je het vermogen tijdgenoot - verbonden met die gebeurtenissen - te zijn. Dit vraagstuk aankijken - de vluchtelingenstroom - leidt tot een gevoel van onmacht. Dat raakt het Ik, dat zich juist verbinden wil, dat \'ja\' wil zeggen.
Aan de smart van de onmacht kunnen we ontwaken en weer tijdgenoot - dat is deelnemer - worden, niet door het kwaad uit te sluiten, maar door het met mildheid te overwinnen. Mani en het manicheïsme heeft deze bekering van het boze - deze verlossing van het boze - tot doel.
Het mysterie van het boze , als een innerlijke aangelegenheid, als een eigen mogelijk neiging hoort bij onze tijd als bewustzijnszieletijd. Het boze als eigen, innerlijke aangelegenheid opzoeken biedt de mogelijkheid “…de geest uit de kosmos te ontvangen.” Daarvoor moet je het boze als mogelijkheid in jezelf aan kijken. “Doordat een deel van het licht binnengaat in het boze, daardoor wordt het boze overwonnen.”
Houdt bij de opvattingen “Grenzen open, of grenzen dicht,” beide onmogelijkheden open. Doe de stap van de dualiteit naar de polariteit, zodat een derde mogelijkheid zich aan kan dienen. Het is het eerlijkste te zeggen dat ik de ondraaglijke beelden (van de vluchtelingen) niet verdraag, omdat ze de mens onwaardig zijn. Door die onmacht te verdragen word ik tot drager van datgene wat in mij oorzaak van deze onmacht is. Dan kan de verlossing zich aandienen. Het boze buitensluiten om jezelf te redden leidt tot verharding. Verlossing is een gebeuren van mens tot mens, van wezen tot wezen.
“Iedere keer, dat we alleen kunnen toekijken, hoe bijvoorbeeld een samenleving, een cultuur, een gemeenschap van mensen, tot op de grond vernietigd wordt en wij geen mogelijkheid hebben die vernietiging tegen te houden, juist dan kan het ik zijn innerlijkste intentie niet tot verschijnen laten komen, het wordt verlamd. Tussen potentie van mijn wezen en verwerkelijking gaapt een kloof als een open wond. Die wordt tot smart in de ziel. Door deze smart ontwaken wij. De poging het ondraaglijke toch te dragen, leidt je naar de weg van toeschouwer tot tijdgenoot te worden.”
“Wil men binnendringen in het wezen van deze krachten van het boze, dan mag men niet op de uiterlijke gevolgen van deze krachten letten, maar dan moet men het wezen van het boze daar opzoeken waar het in zijn eigen wezen aanwezig is, waar het zo werkt als het werken moet, omdat de krachten die als het boze in de wereld optreden ook bij de mens een rol spelen.”
Door het boze als neiging in onszelf te herkennen krijgen we de kans het duistere in onszelf zo te ontmoeten dat het lichtvolle ontwaakt in die ontmoeting. Daardoor wordt ook het duistere verlicht. “...zodat de mens ... in staat is de boze neigingen in zichzelf zo te vormen in datgene wat juist voor de bewustzijnsziel het goede, het werkelijk menswaardige moet worden.”
(Cursief is een citaat uit het artikel van Christine Gruwez. Overige citaten van R. Steiner, o.a. GA 185.)