Steiner in essentie

Antroposofie ontmoeten, begrijpen, doenA - Z

Archai

De Archai zijn wezens van de derde hiërarchie. Ze worden ook Geesten van de Persoonlijkheid, of Tijdgeesten genoemd. In de Saturnusfase van de aarde-ontwikkeling maakten de Archaï een (bewustzijns)stadium door dat met ons huidige menszijn te vergelijken is. Voor je staan in het aardse leven overeenkomstig de fysieke en morele krachten dank je de Archai, die dat vermogen geven wat zij zelf aan nog hogere wezens ontlenen.

In de slaap zijn we dicht bij de engelenwezens. Door het denken tot rust te brengen komen we bij de engelen, door het spreken tot rust te brengen komen we bij de aartsengelen. Door ons doen tot rust te brengen komen we bij de Archai. Hoe dat in de slaap mogelijk is hangt af van wat we overdag met het denken, het spreken en het willen gedaan hebben. Van de manier waarop je op de juiste wijze je vermogen tot bewegen en je morele zin gebruikt, hangt af of je op een waardige manier in de nabijheid van de Archai komt.

Als je je handelingen op een manier hanteert die menslievend is en zich tegelijk ook ten volle bewust is van het feit dat het innerlijke wezen van de mens een geestelijk wezen is, dan ontwikkel je voor de slaap die kracht die je op de juiste wijze in de nabijheid van de Archai brengt.

Ben je niet in staat menslievende daden te verrichten, heb je alleen bewustzijn van jezelf als lichamelijke wezens, dan worden die krachten verstrooid in de wereld van de ahrimanische elementenkrachten: wij vervreemden ons van de menselijke natuur zelf. Het persoonlijke lot hangt samen met wat de mens is in verbinding met de Archai.

Met het leren lopen ontspruit in de mens de morele menselijke aard, zelfs het doortrokken zijn van religie van de menselijke aard. Dit zijn werkelijk sublieme krachten die in het spel komen wanneer het kind van kruipen naar lopen overgaat. Deze krachten, als we ze terugvoeren door de duisternis van het bewustzijn van het kind, leiden ons naar een nog hoger contact van het menselijk wezen met de entiteiten die we oerkrachten noemen, Archai. Dit alles blijft doorwerken na wat de mens heeft doorgemaakt voor zijn aardse bestaan. Als we de gebedsachtige formulering vervolgen: Voor mijn denken dank ik de Angeloi, voor mijn spreken dank ik de Archangeloi - we willen daar nog een derde aan toevoegen, dan moeten we zeggen: Voor mijn geplaatst zijn in het aardse bestaan volgens fysieke en morele krachten dank ik de Archai, die dat van nog hogere wezens ontvangen.
Rudolf Steiner, Praag 28 april 1923 (GA 224)


Zie ook:
Hierarchieen

← Antroposofische-Vereniging | Asoera →