(In bewerking)
Deze samenvatting van De weg tot inzicht in hogere werelden geeft een overzicht van de concrete oefeningen die Rudolf Steiner in dit basisboek van de antroposofie beschrijft.
Inhoud
Beoefen eerbied - voor kennis en waarheid. De verering wekt in de ziel een kracht van sympathie waardoor normaal verborgen eigenschappen tot ons worden getrokken.
Ontwikkel een rijk innerlijk leven, door na belevenissen terug te kijken. Wie na het genot zich door het genotene iets laat openbaren geeft zijn kenvermogen voedsel.
Zoek de kennis niet uit nieuwsgierigheid, maar ter veredeling van de mens en ter ontwikkeling van de wereld. De idee die tot ideaal wordt schept in jou levenskrachten
Creëer ogenblikken van innerlijke rust waarin je - als was je een vreemde - jezelf beschouwt. Daardoor komt je hoger zelf tot ontwikkeling als stuurder over je leven. Je bepaalt dan zelf hoe je de indrukken van de buitenwereld toelaat.
Verhef je dan bij je beschouwing tot het zuiver menselijke, los van je persoonlijke situatie. Daarmee verplaats je het middelpunt van je wezen naar binnen.
Dat is mediteren, waarbij je gedachten vormt (vervolgt) over de ideeën van geestelijk ontwikkelde mensen. (Het bestuderen van de resutaten van geestesvorsers is een belangrijke stap in het zlef ontwikkelen van het vermogen geestelijk te schouwen.
De geestelijke scholing omvat drie fasen. De voorbereiding, de verlichting en de inwijding. Deze hoef je niet noodzakerlijkerwijs volledig na elkaar doorlopen. Ter wille van de eenvoud worden ze na elkaar beschreven.
De voorbereiding
Verdiep je in het bloeien en gedijen in de natuur. Ban al het andere uit je ziel en laat het gevoel dat in je aanzwelt rustig nawerken. Doe hetzelfde met het verwelken, afsterven. (Het gevoel bij het bloeien is vergelijkbaar met dat bij een zonsopgang; het gevoel bij het afsterven met het in beeld komen van de maan.) Deze gevoelens scheppen in je de organen voor het waarnemen van het hogere. Groeien en verwelken vormen zich geestelijk tot lijnen en figuren. Als dat gebeurt ben je niet ver verwijderd van het vermogen om dingen te zien die geen stoffelijk bestaan hebben.
Doordring je van het bewustzijn dat gevoelens en gedachten ook realiteiten zijn die op elkaar wetmatig inwerken. Verbied jezelf verkeerde gedachten en gevoelens voedsel te geven. Vervang het kleinzielig zwelgen in gevoelens en het spelen met willekeurig aaneengeregen gedachten door vruchtbare denkbeelden en gevoelens van betekenis.
Maak onderscheid tussen tonen die door levenloze voorwerpen veroorzaakt worden en geluiden van levende wezens. Vervul je ziel bij deze laatste met wat in het wezen dat het geluid voortbrengt innerlijk omgaat. Daardoor verwerf je het vermogen als het ware ineen te vloeien met dat wezen. Beschouw de hele natuur met deze gewaarwordingen.
Luister naar andere mensen zo dat je eigen binneste volkomen zwijgt, dus zonder instemming of tegenspraak, ook wanneer de meest averechtse mening verkondigd wordt. Daardoor leer je de ziel van de ander te beluisteren. In verbinding met de vorige oefening ontwikkelt zich een nieuw gehoororgaan in de ziel. Allengs openbaren zich waarheden vanuit de geestelijke wereld uit.
De verlichting
Ook hier is het oogmerk het wekken van bepaalde gevoelens en gedachten die in ieder mens sluimeren.
Richt de aandacht op een kristal, een plant en een dier. Laat bij de beschouwing van kristal en dier de volgende gedachten gepaard gaan met levendige gevoelens: De steen heeft een gedaante, het dier ook. De steen blijft waar hij is. Het dier verandert van plaats. Het instinct, de begeerte, noopt het dier zich te verplaatsen. Aan deze begeerte is de de gedaante van het dier dienstig: zijn organen zijn naar deze begeerte gevormd. De gedaante van de steen is opgebouwd door begeerteloze kracht. Uit de steen stroomt ons dan een gevoel tegemoet, uit het dier een ander gevoel. Neemt men de plant hierbij ook op, dan merkt men dat deze het midden houdt tussen steen en dier.
Eerst houden de gevoelens zo lang aan als de beschouwing duurt. Later worden zij tot iets dat in de ziel blijvend leeft. Uit deze gevoelens en gedachten vormen zich de organen van de helderziendheid. De geestelijke wereld wordt licht. Men neemt kleuren van geestelijke aard waar, rijk geschakeerd. Met deze 'geestesogen' neemt men ook - hogere en lagere - wezens waar die niet in de fysieke werkelijkheid vertoeven.
Op dit punt aangekomen is het wenselijk de raadgevingen of verdere verklaringen van een geestesvorser in acht te nemen. Het is noodzakelijk dat de mens ontvankelijk blijft voor de fysieke werkelijkheid. Niemand behoort aan deze oefeningen meer tijd en kracht te besteden dan zijn plaats in de wereld en zijn plichten hem veroorloven.
Verlangt men resultaten dan is het noodzakelijk geduld te hebben en te kunnen wachten.
Controle over gedachten en gevoelens
volgt binnenkort ...
De inwijding
...