Met de bewegingszin, ook wel spierzin genoemd, neem je de bewegingen en posities van het lichaam en de ledematen waar en alle onderdelen van je lichaam die bewegen, zoals je ogen, mond, tong, voorhoofd (fronsen) en borst. Naast het waarnemen van bewegingen, ben je ook voortdurend bewust van de exacte positie van alle bewegende delen van het lichaam. Je weet te allen tijde waar je armen en voeten zich bevinden, zonder er bewust over na te hoeven denken.
De bewegingszin bevindt zich in spoelvormige zintuigorganen in de spieren en meet de spanning en ontspanning ervan. Zenuwuiteinden in de pezen en receptoren in de gewrichtskapsels en het omliggende weefsel nemen het buigen en strekken van de ledematen waar.
De bewegingszin richt zich op het waarnemen van het eigen lichaam. Je gebruikt het ook bij het observeren van de omgeving. Bijvoorbeeld bij het waarnemen van bewegende objecten, in samenwerking met het gezichtsvermogen, kun je de aard van de beweging en de snelheid van bewegende voorwerpen schatten.
Door met iets of iemand anders mee te bewegen, kun je je inleven in die ander waarop je het/hem/haar op een individuele manier leert kennen.
Een tweede zintuig [eerst werd de tastzin besproken] waarmee we rekening moeten houden wanneer we zo in het innerlijk van de mens kijken, is wat ik de bewegingszin zou willen noemen. Van die bewegingszin moeten we ons een duidelijk beeld vormen.Wanneer we onze ledematen bewegen, hebbenwe daar niet alleenweet van doordatwe onszelf zo’n beetje uiterlijk waarnemen, maar we nemen die beweging ook innerlijk waar. Ook als we lopen zijn we ons van het lopen niet alleen bewust doordat we langs voorwerpen heen gaan en de aanblik van de buitenwereld verandert, maar hebben we een innerlijke waarneming van de beweging van onze ledematen, van veranderingen in onszelf terwijl we ons bewegen. We letten er normaal gesproken alleen niet op, omdat we door de intensiteit van de indrukken van de buitenwereld niet letten op wat daar aan innerlijk leven, aan innerlijke waarneming, parallel aan verloopt, zoals een klein lichtje in zijn sterkte door een groot licht verdwijnt.
Rudolf Steiner, Dornach, 29 september 1920, GA 322
Zie ook:
Zintuigen
Website van Tom van Gelder