Steiner in essentie

Antroposofie ontmoeten, begrijpen, doenA - Z

Asoera

In GA 130 zegt Rudolf Steiner: [de mens] zal steeds meer voelen dat het morele bij de aarde hoort. In de toekomst zullen alleen die mensen immoreel kunnen zijn die worden gesteund in hun immoraliteit, die door kwade demonen, door ahrimanische en asoerische machten bezeten worden en dat ook nastreven. Dat is de toekomstige situatie van de aarde: er zullen voldoende mensen zijn die steeds meer het morele onderwijzen en tegelijkertijd de moraliteit een basis geven; maar er zullen ook mensen zijn die zich uit eigen vrije wil overgeven aan boze machten en zij zullen een leger van kwaad vormen tegenover de goede mensen. Niemand zal daartoe gedwongen worden, het zal ieders vrije wil zijn. (Das esoterische Christentum und die geistige Führung der Menschheit – Bazel, 1 oktober 1911,)

Waar in een vooratlantisch verleden de werkzaamheid van Lucifer opkwam en in de atlantische tijd de werkzaamheid van Ahriman zijn in de huidige tijd de Asoera's als derde vorm van het kwaad actief geworden. De Asoera's zijn gevallen engelen uit de rang van de Archai. Ze willen elke ik-ontwikkeling vernietigen, zodat er alleen instinktmatige, mechanistische vormen van samenwerking overblijven. Ze inspireren mensen tot mensenhaat en zinloze wreedheid. Ze werken vanuit het economisch leven aan een vernietiging van de cultuur.

Fanatisme en zinloos geweld maken het werken van de Asoera's mogelijk. Het gaat dan niet om macht, maar om chaos en willekeur. Deze destructieve werking van de Asoera kun je tegemoettreden met bewustzijn. Het vormen van nieuwe, spirituele gemeenschappen neemt hen de wind uit de zeilen.

… deze asurische geesten zullen ervoor zorgen dat datgene wat door hen wordt aangegrepen - en het is tenslotte het diepste innerlijk van de mens, de bewustzijnsziel met het ik - dat het ik zich verenigt met de zinnelijkheid van de aarde. Het zal stukje bij beetje uit het ik worden gescheurd, en in dezelfde mate waarin de asurische geesten de bewustzijnsziel grijpen, in dezelfde mate moet de mens stukjes van zijn bestaan op aarde achterlaten. Dat wat ten prooi is gevallen aan de asurische krachten zal onherroepelijk verloren gaan. Niet dat de hele mens daaraan ten prooi hoeft te vallen, maar er worden stukjes uit de menselijke geest gesneden door de asurische krachten.
Deze asurische krachten kondigen zich in onze tijd aan door de geest die er heerst en die we zouden kunnen noemen: de geest van leven in louter zinnelijkheid en van vergetelheid van alle werkelijke geestelijke entiteiten en geestelijke werelden.
Je zou kunnen zeggen: Vandaag de dag is het alleen theoretischer dat de asurische krachten de mens verleiden. Vandaag laten ze hem vaak geloven dat zijn ik alleen het resultaat is van de fysieke wereld. Vandaag verleiden ze hem tot een soort theoretisch materialisme. Maar in de verdere loop van de tijd - en dit wordt steeds meer ingeluid door de wilde hartstochten van zinnelijkheid, die meer en meer neerdalen op de aarde - zullen ze het zicht van de mens op de spirituele wezens en spirituele krachten verduisteren. De mens zal niets weten en niets willen weten van een geestelijke wereld. Hij zal meer en meer niet alleen verkondigen dat de hoogste morele ideeën van de mens slechts hogere vormen van dierlijke instincten zijn, hij zal niet alleen verkondigen dat het menselijk denken slechts een transformatie is van dat wat het dier ook heeft, hij zal niet alleen onderwijzen dat de mens niet alleen in vorm verwant is aan het dier, maar dat hij ook in zijn hele wezen afstamt van het dier, maar de mens zal deze zienswijze serieus nemen en zo leven.

Rudolf Steiner, Berlijn, 22 maart 1909 (GA 107)

← Archai | Astraal-Lichaam →