De weg naar helderziendheid heeft Rudolf Steiner heeft op verschillende plaatsen beschreven of verteld. Helderziendheid in de antroposofie onderscheidt zich van de atavistische weg - zoals in het hedendaagse sjamanisme - doordat het denkend bewustzijn de hoofdrol speelt in plaats van een trancetoestand.
Antroposofische helderziendheid zit methodisch simpel in elkaar. In zijn voordracht van 1 maart 1913 in Karlsruhe schildert Rudolf Steiner kort en bondig wat ervoor nodig is. Door je volledig op een eenvoudige voorstelling te concentreren, breng je jezelf in een toestand waarin je niet meer met de zintuigen waarneemt en waar ook het verstand zwijgt. Dan verschijnt in je ziel iets van jezelf. Door dat wat daar verschijnt nogmaals door sterke wil uit te wissen ontwaak je tot een hoger geestesleven. De crux zit natuurlijk niet in het weten wat je moet doen, maar in de vaardigheid om het ook daadwerkelijk te kunnen.
In De weg tot inzicht in hogere werelden beschrijft Steiner de weg naar het verkrijgen van hogere zintuigen als de ontwikkeling van vaardigheden in je ziel. In Wetenschap van de geheimen der ziel is de benadering net weer anders. De weg zoals die daar beschreven staat is toegespitst op mensen met een natuurwetenschappelijke inslag, net als bij Grenzen van de natuurwetenschap waar hij nog weer andere accenten legt.
Want eerst wordt het hele gemoedsleven van de mens overstraald door die ene grondstemming van devotie voor alles wat werkelijk eerbied verdient. In dit ene grondgevoel vindt het hele zieleleven zijn middelpunt. Zoals de zon met haar stralen al wat leeft nieuw leven schenkt, zo brengt de eerbied alle gewaarwordingen en gevoelens van de ziel tot nieuw leven.
Rudolf Steiner in het eerste hoofdstuk van De weg tot inzicht in hogere werelden