In De weg tot Inzicht in hogere werelden beschrijft Rudolf Steiner dat door het doen van meditatieve oefeningen nieuwe organen in de mens tot ontwikkeling komen. Dat zijn de Lotusbloemen, of Chakra’s. De Lotusbloemen zijn bij de gewone mens al aanwezig, maar nog in rust. Bij het verwerven van het vermogen tot helderziendheid geraken de Lotusbloemen in bewegin. Ze gaan draaien.
Er zijn zeven van zulke astrale organen. Het eerste, de twee-bladige lotusbloem, ligt in het gebied van de wortel van de neus; de tweede, de zestien-bladige, ligt ter hoogte van het strottenhoofd; de derde, de twaalf-bladige, op het niveau van het hart; de vierde, de acht- tot tien-bladige, in de buurt van de navel; de vijfde, de zesbladige, iets lager gelegen; de zesde, de vierbladige, nog lager gelegen, de swastika, die verbonden is met alles wat bevruchting is; over de zevende kan niet zonder meer gesproken worden. Deze zes organen hebben dezelfde betekenis voor de spirituele wereld als de fysieke zintuigen hebben voor de waarneming van de zintuiglijke wereld. Door de genoemde oefeningen worden ze eerst helderder, daarna beginnen ze te bewegen.”
Rudolf Steiner, Kosmogonie, Leipzig, 9 Juli 1906, GA 94