Samenvatting van de eerste voordracht uit Michael en de mens
vrijdag 21 november 1919
"Bedenkt dat de Christus-impuls alleen te begrijpen is als u die opvat als de impuls tot evenwicht tussen het Luciferische en het Ahrimanische; als men hem in die drie-eenheid op de juiste manier weet te plaatsen."
Wij mensen zijn door een saturnus-, zonne- en maanontwikkeling heengegaan en zijn op onze aarde aangekomen. Zo zijn we op de vierde trap van onze ontwikkeling aangekomen. De Engelen hebben de ontwikkelingsfase van Jupiter. De Aartsengelen hebben de ontwikkelingsfase die de mensheid op Venus bereikt zal hebben. En de Archai, de tijdgeesten, staan nu al in de Vulcanusontwikkeling. Nu bestaat er immers ook de eerstvolgende hoger staande klasse van wezens, die tot de hiërarchie van de zogenoemde Geesten van de Vorm behoort. Wanneer wij onze fasen – die voor onze beschouwing vooreerst toereikend zijn – als zeven fasen aangeven, dan zijn deze wezens die we de Geesten van de Vorm noemen, bij hun achtste fase aangekomen.
Wij mensen als zodanig, wij bevinden ons in een sfeer, die een vierde fase van ontwikkeling bereikt heeft. Nu bevinden we ons bovendien, als we vooreerst al het overige buiten beschouwing laten, in dat rijk dat de Geesten van de Vorm om ons en door ons heen als hun rijk hebben op te vatten.
We zullen nu het standpunt innemen dat we in de mens alles hebben wat bij de ontwikkeling van het hoofd behoort en al datgene wat toegewezen is aan de overige mens. Al datgene waarin het hoofd wortelt zouden we bij de vierde fase van ontwikkeling moeten rekenen. En datgene waarin de mens zich voortbeweegt zouden we moeten rekenen bij de achtste ontwikkelingsfase. De mens is in zekere zin met betrekking tot zijn hoofd geëmancipeerd van datgene wat doorwerkt wordt door de Geesten van de Vorm.
Alleen wanneer men dit degelijk begrijpt kan men werkelijk tot een opvatting over de mens komen. Men zal namelijk alleen daardoor juist begrijpen, dat de mens in zoverre hij een zekere scheppende invloed aan zich kan bemerken van de kant van de Geesten van de Vorm, dat hij deze scheppende invloed niet onmiddellijk opmerkt door de vaardigheden van zijn hoofd, maar dat hij die opmerkt door datgene wat door zijn overige organisme als werking op het hoofd uitgeoefend wordt.
U moet twee dingen nauwkeurig onderscheiden. Het ene is dat het hoofd in een directe samenhang met de buitenwereld staat. Als u iets ziet, dan neemt u dat met uw ogen waar. Daar bestaat een directe samenhang tussen de buitenwereld en uw hoofd. Als u echter het leven van uw hoofd beschouwt, hoe het onderhouden wordt door het proces van ademhaling en bloedsomloop, dan hebt u daar het boed dat vanuit het overige organisme omhoog komt naar het hoofd. Daar hebt u een indirecte samenhang van uw hoofd met de omgeving.
Als u de gedachte vast wilt houden dat we ons bevinden in twee sferen. Dat we staan in de vierde trap van onze ontwikkeling. En dat we bovendien leven in een sfeer die bij de Geesten van de Vorm hoort, net zoals de aarde bij ons hoort. Een sfeer echter die onze aarde doordringt en alleen ons hoofd daarbuiten laat, zodat we met ons hele overige organisme – met alles wat geen zintuiglijke waarneming is – in deze achtste sfeer staan. Als u daar op let, dan hebt u een zekere basis geschapen voor het volgende.
Maar ik wil nog door andere begrippen een basis scheppen. De luciferische en de ahrimanische wezens bewonen net als wij mensen de sferen waar wij nu in staan. Luciferische wezens kunnen we ons voorstellen als dragers van die krachten die we als mens bemerken wanneer we fantasten willen worden, als we ons eenzijdig aan gedweep over willen geven. Denkt u zich wezens die volledig gevormd zijn uit dat wat boven ons hoofd uit wil gaan, dan hebt u de luciferische wezens, die met onze mensenwereld in een bijzondere verbinding staan.
Denkt u nu omgekeerd alles wat ons op de aarde drukt, al hetgeen ons tot nuchtere, bekrompen mensen maakt, wat ons er toe brengt materialistische opvattingen te ontwikkelen, wat ons doordrinkt met wat we het dorre verstand kunnen noemen. Dan hebt u de ahrimanische machten.
De mens is eigenlijk voortdurend in een soort middelpunt tussen dat wat zijn bloed met hem wil en wat zijn botten met hem willen. De botten willen ons voortdurend laten verstarren. De botten willen ons met andere woorden ook lichamelijk ahrimanisch maken, verharden. Het bloed zou ons boven onszelf uit willen laten stijgen. Men kan zeggen: alles wat in het bloed ligt heeft de neiging tot het luciferische, alles wat in de botten ligt heeft de neiging tot het ahrimanische. En de mens is het evenwicht tussen die twee. Net zoals hij op ziele gebied het evenwicht moet houden tussen dweepzucht en nuchtere bekrompenheid.
Terwijl de luciferische wezens er naartoe werken de mensen afvallig te maken van dat, wat de mensheid als het goddelijke kan ervaren, hebben de ahrimaische wezens de tendens om de mensheid en alles wat daarbij hoort geleidelijk in hun sfeer van macht te krijgen. Zo bestaat er eigenlijk in de kosmos waartoe wij als mensen behoren een strijd tussen de voortdurend naar universele vrijheid strevende luciferische wezens en de naar een eeuwigdurende macht en kracht strevende ahrimanische wezens. Deze strijd – waar wij in staan – doordringt alles. Dat wil ik u vragen als tweede belangrijke gedachte voor onze verdere beschouwingen vast te houden.
Ik kan de wereld eigenlijk alleen maar begrijpen als ik hem bekijk in relatie met het drietal. Want we hebben aan de ene kant alles wat luciferisch is, aan de andere kant alles wat ahrimanisch is en midden daartussen de mens die als een derde, als een evenwichtstoestand tussen die twee, het goddelijke kan ervaren. We hebben in het wereldgebeuren te maken met het luciferische dat de ene kant van de weegschaal vormt, met het ahrimanische dat de andere kant vormt en de evenwichtstoestand die voor ons de Christus-impuls vormt.
Er bestaat een sterke tendens om de mensen met betrekking tot wat we het heilige drietal mogen noemen in verwarring te brengen. En we kunnen in de moderne cultuur heel duidelijk zien hoe die onderverdeling naar het drietal bijna volledig toegedekt wordt door een onderverdeling naar het tweetal.
De figuur van Mefistofeles is bij Goethe in zekeren zin een mengsel uit twee elementen. Het is geen eenduidige gestalte. Daar is het luciferische en het ahrimanische element bont door elkaar gegooid. Deze verwarring die dus tot in Goethes Faust binnendringt is er beslist op gebaseerd dat in de moderne mensheidsontwikkeling de waan opgeld heeft gedaan op de plek van het drietal het tweetal te plaatsen, als men de structuur van de wereld beschouwt: het principe van het goede aan de ene kant en het principe van het kwaad aan de andere kant: God en de duivel.
Als iemand op een correcte manier naar de structuur van de wereld wil kijken, dan moet hij het drietal erkennen. Hij moet erkennen dat het luciferische en het ahrimanische element tegenover elkaar staan en dat het goddelijke bestaat uit het evenwicht te bewaren tussen die twee.
Laat ons het begrip nemen van die wezens die de mens wordt verondersteld te ervaren als zijn goddelijke wezens. Dan moeten we zeggen: De mens kan deze wezens alleen op de juiste manier ervaren, wanneer hij ze zo opvat dat ze het evenwicht bewerkstelligen tussen het luciferische en het ahrimanische principe. Hij kan hetgeen wat hij als het goddelijke dient te ervaren nooit op de juiste manier ervaren als hij niet op deze driegeleding ingaat.
Bekijkt u vanuit dit gezichtspunt nu eens een dichtwerk zoals “Het verloren paradijs” van Milton, of “Messias” van Klopstock. Daar hebt u in wezen niks van een werkelijk begrijpen van een drie-gelede structuur van de wereld. Daar gaat het om een strijd tussen het veronderstelde goede en het veronderstelde kwade; een strijd tussen hemel en hel. Daar komt zo rechtuit binnen in de geestelijke ontwikkeling van de mens het waandenkbeeld van de dualiteit.
Wat gebeurt daar eigenlijk? Daar gebeurt niks minder dan dat het werkelijk goddelijke uit het bewustzijn weggehaald is en dat het luciferische het goddelijke genoemd wordt. Terwijl we in waarheid te maken hebben met een strijd tussen Lucifer en Ahriman. Aan Ahriman worden luciferische eigenschappen toegeschreven en het rijk van Lucifer worden de goddelijke eigenschappen toegeschreven. Er is geen bewustzijn voor het werkelijk goddelijke.
Alles wat in dit waandenkbeeld werkt, dat is in wezen een creatie van de ahrimanische invloeden. Want dit waandenkbeeld, waarin wij ons bevinden, is niks anders dan het resultaat van de verkeerde wereldbeschouwing, die voor de moderne mensen overal uit de wereld tevoorschijn komt als ze hemel en hel tegenover elkaar zetten. De hemel wordt als het goddelijke gezien, zoals ze die beschrijven, en de hel wordt als het duivelse gezien. Terwijl men in waarheid te maken heeft met het hemels genoemde luciferische en aan de andere kant met het hels genoemde ahrimanische.
We moeten nu bedenken welke belangen daar heersen in deze moderne geestelijke ontwikkeling. Zelfs de driegeleding van het menselijk organisme, van het mensenwezen als totaliteit is in zekere zin voor de westerse beschaving door het achtste oecumenische concilie van Constantinopel in 869 afgeschaft. Het is tot dogma verklaard, dat een christen niet geloven mag aan een drie-gelede mens met lichaam ziel en geest, maar alleen aan een mens uit twee geledingen met lichaam en ziel.
Bedenkt dat de Christus-impuls alleen te begrijpen is als u die opvat als de impuls tot evenwicht tussen het Luciferische en het Ahrimanische; als men hem in die drie-eenheid op de juiste manier weet te plaatsen. Wat zou men moeten doen – die vraag kan je opwerpen – als men de mensen op een dwaalspoor wil brengen over de eigenlijke Christus-impuls? Dan moet men de mensen afleiden van de ware onderverdeling van de wereld volgens het drietal en ze naar het waandenkbeeld van de dualiteit leiden. Die is slechts van toepassing op het openbare, niet daar waar het gaat ook achter hetgeen te komen wat achter het openbare staat, wat in de sfeer van het ware ligt.
Dit alles hangt samen met de missie van Michaël ten opzichte van de wezens van hogere hiërarchie waarmee hij weer in verbinding staat. Hoe wij ertoe kunnen komen die impulsen te begrijpen die het wezen Michaël in ons aardse mensenbestaan binnen laat stralen, daar zullen we dan morgen en overmorgen over spreken.