Steiner in essentie

Antroposofie ontmoeten, begrijpen, doenA - Z

Antipathie

In Theosofie schrijft Rudolf Steiner: Antipathie … is de kracht waarmee zielenvormen elkaar afstoten, elkaar uitsluiten, waarmee ze hun eigen aard overeind willen houden. Antipathie is tegenover sympathie een van de twee fundamentele krachten in de zielenwereld. Door de kracht van de antipathie ben je in staat afstand te nemen tot iets of iemand anders.

Steiners beschrijving van de verschillende vormen in de zielenwereld leert dat in de lagere vormen bepaald worden door de verhouding van antipathie en sympathie die erin voorkomt. In de hoogste gebieden van de zielenwereld wordt de kracht van de sympathie vrijer en vrijer en wekt ze tot leven wat anders - door zich af te sluiten - het leven zou verliezen.

Op het gevoelsleven toegepast kan deze beschrijving van het zielenleven aanleiding geven te oefenen in positiviteit; positiviteit als levenbrengende kracht. Positiviteit is op te vatten als een vorm van sympathie, van je aangetrokken voelen. Het is een initiatief ondersteunende kracht.

De leerling moet de eigenschap ontwikkelen, zich tegenover alle dingen en mensen op te stellen volgens hun aard, en elk ding, ieder mens in zijn eigen waarde, in zijn eigen betekenis te laten gelden. Sympathie en antipathie, lust en onlust moeten een geheel nieuwe rol gaan spelen. Er kan geen sprake van zijn dat een mens ze zou moeten uitroeien, of onverschillig zou moeten worden tegenover sympathie en antipathie. Integendeel, hoe meer hij het vermogen ontwikkelt niet onmiddellijk op elke sympathie of antipathie een oordeel of een handeling te laten volgen, des te fijngevoeliger zal hij worden. Hij zal ervaren dat zijn sympathie en antipathie een hogere vorm aannemen, als hij ze in de vorm waarin ze al in hem werken aan banden legt. Verborgen eigenschappen heeft zelfs het op het eerste gezicht minst sympathieke ding; die ontdekt een mens als hij zich in zijn gedrag niet door zijn egoïstische gevoelens laat leiden. Wie zich in deze richting heeft geschoold, is in alle opzichten fijngevoeliger dan anderen, omdat hij zich niet door zichzelf tot onontvankelijkheid laat verleiden. Iedere neiging die wij blindelings volgen, stompt het vermogen af de dingen om ons heen in het juiste licht te zien. Als we onze neigingen volgen, wringen we ons als het ware door onze omgeving heen in plaats van ons ervoor open te stellen en haar in haar eigen waarde te voelen.
Rudolf Steiner, Theosofie, De weg van het inzicht, Steinervertalingen (GA 9)

← Allgemeine-Anthroposophische-Gesellschaft | Antroposofie →